Noordervaart, het verleden, heden en de toekomst
Het Grand Canal du Nord dat nooit “Grand” werd.
Onder deze titel hielden Henk Hermans (HKV) en Koen Krowinkel (Rijkswaterstaat) een inleiding op 21 februari 2018 voor een druk bezochte vergadering van de Heemkundevereniging.
Een van de dromen van Napoleon was om een west (Antwerpen) oost (de Rijn) verbinding tot stand te brengen middels een kanaal. Hij had dit begin 1800 nodig om zijn oorlogsindustrie verder uit te bouwen en daarmee Engeland te veroveren. Omdat hij de neutraliteit van de Noordelijke Nederlanden respecteerde kon hij niet via de Maas en de Rijn, hout aanvoeren vanuit Duitsland. Verder wilde hij met dit kanaal ook de grandeur van Parijs onderstrepen en de handel in het noordelijk deel van zijn rijk bevorderen. Na een bezoek aan de haven van Antwerpen besluit Napoleon, begin 1803, tot de aanleg van het kanaal van Antwerpen via Weert-Helden-Venlo en naar de Rijn in Duitsland (Neuss). 200 km lang, 10 m breed en 42 sluizen. Zijn ingenieurs hadden al berekent dat het kanaal in Lozen zijn hoogste punt had, dus daar moest water worden aangevoerd voor het kanaal. Dit water moest komen uit de Maas en wel vanuit Smeermaas, daar was het waterniveau 50 cm hoger. Dus er moest een voedingskanaal gegraven worden vanuit Smeermaas naar Lozen waarmee begin 1808 werd gestart met ruim 3000 arbeiders, veelal afkomstig uit de omgeving van Luik. Begin 1809 werd gestart op het traject Lozen, Weert, Helden en Maasbree.
Gezien de omvang van de klus en de snelheid waarmee gewerkt moest worden (Napoleon had grote haast) waren er veel problemen.
– Er werd al begonnen met graven voordat het tracé exact vaststond.
– Het tracé liep door Lommel dat een onderdeel was van de Noordelijke Nederlanden en bij Lozen moest een bocht gemaakt worden anders liep het tracé over Budel, ook Noordelijke Nederlanden.
– Veel stukken grond waren niet in eigendom van de staat toen men begon met graven. Toch werd er gegraven.
– De aannemers kregen het werk in termijnen, achteraf betaald. Dus er moesten grote bedragen voorgeschoten worden. Dit werd een aannemer fataal en ging failliet.
– Er waren problemen met de arbeiders. De aannemer wilde betalen op basis van stukloon en de arbeiders namen hier in het begin geen genoegen mee. Wekelijks uitbetalen nam veel tijd en werk in beslag. Met twee wekelijks uitbetalen namen de arbeiders ook geen genoegen.
– De arbeiders verdiende gemiddeld 8-10 franc per week dat ze gepast kregen uitbetaald. Op het traject Smeermaas-Lozen waren er dit ruim 3000 waaraan wekelijk ruim 20.000 francs in kleingeld uitbetaald werd. Er was een groot tekort aan kleingeld.
– Voor de plaatselijke bevolking was er ook nog het probleem dat bestaande wegenstructuren werden doorsneden alsmede beken die voor de afwatering diende.
Begin 1810 lijft Napoleon de Noordelijke Nederland in waardoor het “canal” overbodig werd. Op 9 juli werden de werkzaamheden dan ook voor onbepaalde tijd opgeschort. Toen ontstonden er natuurlijk overal problemen door de werkloze arbeiders die geen geld, onderkomen en voedsel meer hadden. De meeste vertrokken richting de havens van Antwerpen en Vlissingen. Een groep gaf eind 1810, begin 1811 nog problemen. Er waren namelijk weeskinderen uit Roermond aan het werk gezet en die zwierven hier nog rond. In een brief aan de prefect van Roermond vraagt de burgemeester van Weert wat met de wezen dient te gebeuren? Terug naar het weeshuis in Roermond of naar de plaats van geboorte.
Het leven gaat verder.
Nadat de werkzaamheden aan het kanaal zijn stil gelegd gaat het leven in deze streek weer “gewoon” verder. Men kan zich nu weer druk maken over andere zaken zoals de dienstplicht en de belastingen die Napoleon in het leven had geroepen. Ook was het nodig om de bestaande wegenstructuur weer de herstellen. In Nederweert ging het om 4 wegen, te weten in het Hulsen, de weg van Nederweert naar Leveroy, de Schansstraat en de Breubensteeg. Door de plaatselijke bevolking werd het kanaal, voor zover al gegraven, ter plaatse dichtgegooid. In de praktijk ontstonden er ok problemen, wie zijn schapen mocht laten grazen in de al uitgegraven bedding.
Zuid Willemsvaart.
In 1815, na de val van Napoleon komt in Nederland Koning Willem I aan het bewind. Deze wil een noord -zuid verbinding om de handel in Zuid-Nederland te bevorderen. Omdat de Maas een regenrivier is, is deze in de zomer te onbetrouwbaar. Daarom besloot hij een kanaal te graven vanaf Den Bosch naar Maastricht daarbij zoveel mogelijk gebruik makend van het reeds bestaande tracé van de Noordervaart en haar voedingskanaal. Het tracé tussen Den Bosch en Weert ging lopen via Veghel, Helmond, Someren en Nederweert. Dit was goedkoper dan over Eindhoven, het ontsloot meer mensen en het ontsloot ook de Peel.
In de periode 1824 tot 1826 wordt op het grondgebied van Nederweert gegraven. Er komen twee bruggen met sluizen in Nederweert, sluis 14 en 15. Het Gemeentebestuur ziet commerciële mogelijkheden en besluit tot de aanleg van een loswal (kleine haven) voor eigen rekening en legt de Brugstraat aan als verbinding tussen de Kerkstraat en sluis 15.
In de periode van 1830 tot 1839 is dit kanaal nog van beperkte betekenis omdat in 1830 de strijd ontstaat tussen de zuidelijke en de noordelijke Nederlanden. De enclave Maastricht (met generaal Dibbets) behoorde tot de noordelijke Nederlanden en de rest van Limburg tot de Zuidelijke Nederlanden. De Zuid Willemsvaart werd gevoed vanuit Maastricht maar daar liet men geen water meer door t.b.v. de (afvallige) Zuidelijke Nederlanden. Het gevolg was dat de waterstand in de Zuid Willemsvaart zeer laag was en dus nauwelijks te gebruiken. Bij het scheidingsverdrag in 1839 werd de watertoevoer weer geregeld en kon het kanaal volop gebruikt worden.
Noordervaart.
Omstreeks 1850 koopt Jan van de Griendt 610 ha hoogveen van de gemeente Deurne om turf te winnen die hij kan gebruiken in zijn steenfabrieken bij Den Bosch. Om de turf af te voeren heeft hij een vaarweg nodig en komt met Rijkswaterstaat over een dat zij de Noordervaart tot achter Meijel bevaarbaar maken. Hij zal dan een kanaal naar het latere Griendtsveen graven, de Helenavaart. Het “Rijk” ziet deze ontsluiting en ontginning van de peel wel zitten. Daarnaast kan het aangevoerde water ook gebruikt worden voor het aanleggen van vloeiweiden. De problemen met het aanleggen van het kanaal van 1808 herhalen zich. Nederweert wil bijv. 4 bruggen en 2 duikers voor de waterlopen. De duikers komen er. Echter maar 3 bruggen. In Nederweert-Eind, bij de Niesakkker en op de weg van Meijel naar Roggel. Ook nu komen er weer veel “gravers” van elders en ook weer voornamelijk van de omgeving Luik. Twee geografische namen herinneren hier nog aan. De Belgenhoek tussen Meijel en de Grashoek en de Waalsestraat in Beringen. Door diverse gehuchten wordt ontdekt dat het kanaal ook voordelen kan brengen middels de aanvoer van goed water. Zo wordt op verzoek van de gehuchten Kreijel, Waatskamp en Ospel bij de Niesakkerbrug een duiker gemaakt die de 3 gehuchten van water voorziet.
Bruggen.
De 3 bruggen die worden aangelegd zijn vaste houten bruggen met een “stoep” van 2 meter. De schippers klagend dat de bruggen niet hoog genoeg zijn voor de turfschepen terwijl de voerlui klagen dat deze te hoog zijn voor een paars met kar. In de periode 1885-1888 worden de 3 houten bruggen vervangen door draaibruggen, hetgeen voor zowel de schippers als de voerlui een verbetering is. In 1940 worden de bruggen door het Nederlandse leger opgeblazen. Tot het einde van de oorlog komen er houten noodbruggen. Na 1945 komen de bekende ophaalbruggen die er nu (2018) nog zijn.
Veren.
In het kanaal hebben 2 veren dienstgedaan. Een veer vanaf 1903 bij het gehucht Stokershorst en een veer (na 1920) bij het landgoed `t Kruis. Omstreeks 1960 heeft de Ruilverkaveling Midden Limburg plaatsgevonden waardoor er verharde wegen kwamen richting Stokershorst en `t Kruis vanaf Nederweert-Eind, de Hollander en Heibloem. Hierdoor waren de veren overbodig en zijn ze uit de vaart genomen. Op deze veren hebben diverse ongelukken plaatsgevonden.
Doortrekken Noordervaart.
Reeds lang was de wens om de Noordervaart door te trekken tot Venlo en naar de Rijn. Toen het kanaal tot achter Meijel uitgediept werd kwam vanuit Helden steeds meer druk om het door te trekken. Dit is gebeurd in 1862 waarna in 1863 de losplaats in Beringen is aangelegd. Maar daar bleef het niet bij. Met enige regelmaat kwamen er verzoeken vanuit Venlo, België, Maastricht of Brabant om het kanaal door te trekken. In de periode 1854-1861 is het Neers kanaal aangelegd met als reden afvoer zuur peelwater naar de Maas en ook scheepvaart richting Neer. Enige tijd werd verdere uitdieping van het Neers kanaal als een alternatief gezien.
In 1877 begint in Noord-Brabant een discussie over de aanleg van een “Brabants kanaal ”dat alle grote steden via een waterweg moet ontsluiten. Dit kanaal moet beginnen in bij het Hollands Diep (Zevenbergen) en dan via Breda, Tilburg, Eindhoven, Helmond via Deurne en Helden naar Venlo. In 1879 dient de toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat de Kanalenwet in bij de Tweede Kamer. In art. 1 staat de doortrekking van de Noordervaart van Beringen naar Venlo. Bij een stemming wordt dit artikel met 1 stem meerderheid verworpen. Vervolgens dienen de Brabantse Kamerleden een amendement in om het “Brabants kanaal” aan te leggen. Ook hiervoor is geen meerderheid. Daarmee is in feite de doortrekking van de Noordervaart van de baan. Daarna zal tot pakweg 1960 deze discussie zich op gezette tijden herhalen. Echter zonder resultaat.
Nieuw perspectief.
In 2017 wordt het kanaal definitief gesloten voor het scheepvaartverkeer. Dit nadat het voor de gangbare schepen al te smal en ondiep was en nadat in 2001 in Meijel een rotonde aangelegd was.
Vanaf eind jaren 1990 was er al weinig scheepvaartverkeer mee.
Omdat de scheepvaart functie vervalt wil Rijkswaterstaat het kanaal over dragen aan andere partijen. De hoofdfunctie wordt de aanvoer van water voor de Peel. Men wil ket kanaal en het voedingskanaal zodanig inrichten dat er een wateraanvoer van 5,4 m3 /sec. mogelijk wordt. Hiervoor moet het voedingskanaal aangepast worden en ook een nieuwe sifon onder het kanaal Wessem-Nederweert. Omdat wateraanvoer de hoofdfunctie wordt ligt het voor de hand dat het Waterschap Limburg de nieuwe eigenaar wordt. Ook zullen de kunstwerken (bruggen, duikers, sluizen) veranderen van eigenaar. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan de gemeente.
De toekomst.
Andere functies voor het kanaal waaraan gedacht wordt zijn;
– Sportvisserij. Dit gebeurd al zolang het kanaal oud is. Van belang is dan wel dat het kanaal niet dichtgroeit en dat er voldoende onderhoud plaatsvindt.
– Natuur en ecologie. Hierbij is het belang hoe de oevers worden ingericht. Met natuurlijk verloop of met damwanden.
– Recreatie, maar welke vormen?
Kortom de inrichting zal gaan afhangen wat de toekomstig beheerder ermee wil.
Over 4 jaar wil Rijkswaterstaat het traject afgerond hebben en het kanaal overgedragen hebben aan de nieuwe beheerders, zo zei Koen Krowinkel.
Voorzitter Jan Tindemans sprak de wens uit dat er minstens een ophaalbrug (Niesakkerbrug) behouden zal blijven als monument van de geschiedenis van het kanaal en de scheepvaart.
Overigens zijn er meer Noordervaarten. De Noordervaart tussen Stompetoren en de Schermer, de Noordervaart in St Annaparochie (Friesland) en Canal Du Nord tussen Compiègne en Lille (Noord-Frankrijk).
Tekst Henk Hermans
Foto`s Tom Geuns
Eén gedachte over “ Noordervaart, het verleden, heden en de toekomst”
Reacties zijn gesloten.