Zuid Willemsvaart, de moeder van alle kanalen in Brabant en Limburg.
De Zuid-Willemsvaart, de moeder van alle kanalen in Oost-Brabant en Limburg.
In deze lezing van Cees Verhagen uit Someren kwamen veel aspecten aan de orde, zoals de gravers, de bouwers, de vele alternatieve plannen en het geruzie met België over het Maaswater.
De lange voorgeschiedenis, waarin de rivieren de Maas, de Dommel, de Aa, de Dieze en het Grand Canal du Nord (aangelegd door Napoleon) een rol hebben gespeeld werden besproken en waarom het kanaal op de plek kwam te liggen waar het nu ligt.
Carel Wesselman (de heer van Helmond) zorgde ervoor dat het kanaal langs Helmond kwam te liggen ( de zg. Aa variant), dit tot grote teleurstelling van Eindhoven dat liever de Dommelvariant had gezien. De aanleg via Helmond was goedkoper, vanwege het landschap en er behoefde minder onteigend te worden. Het kanaal is meer dan een waterbouwkundige sleuf in het landschap, het is bepalend geweest voor de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant en de beide Limburgen.
Toen Koning Willem I in 1815 koning werd over de Zuidelijke Nederlanden ( Belgie en Luxenburg) en de Noordelijke Nederlanden ( de Hollanden) wilde hij de handel tussen deze twee gebieden bevorderen. Dit kon het beste door de aanleg van kanalen. Vervoer over kanalen was het goedkoopste. Omdat de Maas als vaarwater te onbetrouwbaar was legde hij een kanaal aan van Den Bosch naar Luik.
Het kanaal snijdt met zijn prachtige bomen al meer dan 175 jaar het Brabants en Limburgs landschap. Dat is al zo lang dat niemand meer weet heeft van haar aanwezigheid. Weert heeft als grensstad een bijzondere positie ingenomen aan het kanaal. De scheiding met België leek voor Weert catastrofaal te zijn om dat de eeuwen oude handel met het zuiden noodgedwongen moest worden gestopt.
Het ombouwen van het “Canal du Nord” tot Zuid-Willemsvaart kwam in de lezing uitvoerig aan de orde en de kanalen die later gegraven zijn, zoals het Defensiekanaal, Afwateringskanaal Neer en het Kanaal van Deurne, de Helenavaart en het Peelkanaaltje van de Moost naar sluis 13..
Het is onvoorstelbaar dat het 120 km lange kanaal (het langste kanaal van “Groot-Nederland”) met 21 sluizen door ca. 7000 arbeiders met de hand, schop, kruiwagens en manden, in ongeveer vier jaar gegraven is. De gravers kwamen meestal niet uit de directe omgeving. Zij kwamen vaak in groepen, soms met hun vrouwen en kinderen, uit Wallonië, Drenthe en Holland naar dit grote werk. Het kanaal werd in zg “panden” van 500 meter gegraven. Om zoveel mogelijk overlast te vermijden en besmetting van eventuele ontstane besmettelijke ziekten te voorkomen werden zij in kampementen ondergebracht.
De meeste dorpen waren niet blij met de komst van het kanaal en waren niet gewend aan de vele vreemde werklui. Hier en daar ontstonden dan ook wel sociale problemen. Pastoors preekten hel en verdoemenis over dit “wilde volk”.
Speciale aandacht schonk de spreker aan de gravers en scheepsjagers, deze laatste ook wel togers of teugelers genoemd. Zij trokken met hun paarden meer dan 100 jaar de schepen door het kanaal. Een paard kon een last van 500 kg trekken op een traditionele kar. Via een schip kon hij wel 50 ton trekken. Arme schippers lieten hun vrouw en/of kinderen het schip trekken. Als teugelaars noemde hij Frans Rutten uit Weert en Smolenaers uit Nederweert.
In 1927 voltrok zich een grote verandering in Nederweert. Het kanaal Wessem-Nederweert werd gegraven. Als gevolg hiervan moest sluis 15 verplaats worden van het centrum van Nederweert naar het Roeven. Daarnaast werd sluis 14 gesloopt en werd in het Hulsen een sluis gemaakt bij de ingang van de Noordervaart. Ook werd er tbv de Noordervaart een voedingskanaaltje aangelegd van de nieuwe sluis 15, onder het kanaal Wessem-Nederweert door naar de Noordervaart.
In deze lezing liet Cees Verhagen veel foto’s zien genomen tussen Nederweert en Weert.
Cees Verhagen is de schrijver van het boek “De geschiedenis van de Zuid-Willemsvaart, het kanaal van eenheid en scheiding”.