De Lezing “Koorts en Honger”
Tekst: H. Jansen, Foto’s: T. Geuns
De lezing “Koorts en Honger” ofwel de geneeskunde in vroeger tijd op het platteland door Hans van den Broek. Nederweert 8 oktober 2013.
De Deurnese arts, radioloog Hans van den Broek reconstrueert ziektes en kwalen waaraan onze voorouders leden en vaak stierven met oude teksten en hedendaagse kennis. Het merendeel van de kwalen werd veroorzaakt door infecties (koorts) en slechte voeding (honger). De behandelmethodes waren divers en bizar.
De spreker heeft gezocht naar een systeem om doorzicht te verwerven in de talloze en vreemde behandel methodes. Hij benoemde een zevental hoofdgroepen. Hij noemt dat de 7 S-
Een van de meest gebruikte opvattingen was de sappenleer.Deze vier sappen humoren) waren gele gal (cholera),zwarte gal (melancholos), bloed (sanguis) en slijm (flegma). Een verstoorde verhouding van deze sappen in een mens veroorzaakte ziekten. De aard en de mate van die verstoring bepaalde de behandeling.Dit vertaalde zich in de praktijk naar een grote hoeveelheid ingrepen die de verstoorde verhouding tussen deze sappen moesten herstellen: We noemen:
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Een tweede veel gebruikte methode was de signatuur-
Verder licht Hans de praktijken van de chirurgijn, medicine dokter en vroedvrouw toe.
De chirurgijn die in de grote steden lid was van een gilde, was meestal in een meester-
Zijn werk bestond uit het zetten van botbreuken, uitvoeren van aderlatingen, het fabriceren van talloze smeerseltjes [pleisters genoemd] die op wonden of ontstekingen gelegd werden. Hij maakte wollen riemen met kwikzalfjes erin om luizen te lijf te gaan, leverde middelen tegen wormen of poedertjes tegen buikpijn. Hij beoordeelde de gezondheid aan de hand van glazen flesjes met pis [kijken ruiken proeven]. Af en toe [en dan onder toezicht en na toestemming van 2 burgemeesters en een medicine doctor] mocht hij een operatie uitvoeren zoals het afzetten van een been of een borst met kanker of het uitvoeren van een schedellichting. Verder deed hij lijkschouwing na een moord. De lengte van een verwonding gaf hij op een papiertje aan waarbij hij het papier naast de wond had gehouden toen hij de streep van de wond natrok.
Gemiddeld was er per 1000 inwoners een chirurgijn werkzaam.
Zijn “baas” was de medicine doctor. Die had gestudeerd aan de universiteit, was zeldzaam en daarom maar 1:10.000 inwoners aanwezig. Deze medicus gaf alleen advies, overnachtte zo nodig bij een zieke patient en gaf talloze opdrachten [zoals aderlaten of het samenstellen van een clysma of zweetmiddel] die de chirurgijn dan meestal uit moest voeren. Meestal maakten alleen de hogere standen van zijn diensten gebruik.
De vroedvrouw had het vak in de paktijk geleerd van een andere vrouw. Vaak was dat haar moeder en bij 10% van de dames bleek dat ze gehuwd was met een chirurgijn.
Er bestonden veel regels waar ze zich aan moest houden, zoals, ze mocht:
–
–
–
–
Ze gaf ook les aan jonge meisjes over typisch vrouwelijke zaken en moest soms als getuige deskundige voor een rechtbank vrouwen onderzoeken op zwangerschap, geslachtsziekte of verwondingen. Op veel plaatsen voerde zij het toedienen van een clysma [het toedienen van een laxeermiddel van achter in de darm] bij vrouwen uit.
Eén gedachte over “ De Lezing “Koorts en Honger””
Reacties zijn gesloten.