“De imkerij en het belang van de bijen voor mens en cultuur”.
Op dinsdag 12 maart 2013, na de jaarvergadering, hield Jan Caris een lezing met de titel :
“De imkerij en het belang van de bijen voor mens en cultuur”.
Tekst: H. Jansen, Foto’s: archief Heemkundevereniging Nederweert
Jan Caris werd in december 1937 geboren aan de rand van de Ospelse Peel. Op 12 jarige leeftijd zette hij zijn eerste schreden op het pad van de imkerij. Inmiddels drijft hij samen met zijn echtgenote de Imkerij Jacamigo in Grubbenvorst en treedt hij op als leraar bijenteelt en als vrijwilliger bij Eynderhoof.
Bijen zijn vliesvleugelige insecten met 4 vleugels en 6 poten. De bijen soorten zijn te verdelen in honingbijen (500 soorten) en solitaire bijen
(20.000 soorten wereldwijd en in Nederland 357 soorten).
Het onderwerp van deze avond was de honingbij, de apis mellifera.
Reeds in de Egyptische oudheid (ong. 2800 v.Chr.) werden er bijen geteeld voor de honing en de was.
Aristoteles beschrijft 300 voor Christus in zijn “Historia Animalum” het leven van de bijen.
De Middeleeuwen (500-1500) waren een bloeitijd voor de bijenteelt.
Karel de Grote (ong. 800) vaardigde wetten t.a.v. de bijenteelt uit en hief belasting op de bijenwas. Veel veranderde daarna niet totdat Lorenzo Langstroth, een Amerikaanse priester, rond 1850 de bijenruimte ontdekte en bijenkasten met uitneembare raampjes ontwikkelde.
De Duitse timmerman Johannes Mehring ontwikkelde in 1857 de achthoekige kunstraat.
De Australiër Francesco Hruschka vond in 1865 de honingslinger (centrifuge) uit.
Karl von Frisch, een Oostenrijks/Duitse bioloog, kreeg in 1973 samen met de Oostenrijker Lorenz en de Nederlander Nikolaes Tinbergen de Nobelprijs voor de beschrijving van het communicatiesysteem en het daaraan gekoppelde gedrag van bijen.
Maar dat heeft ook gevolgen voor de fruit- en groenteteelt. De bijen zijn nodig voor de kruisbestuiving en er is berekend dat zij daardoor een economische waarde vertegenwoordigen van niet minder dan 3 – 4 miljard euro !!
Gezien het belang van de bijenteelt en de nauwe band met de agrarische bedrijfstak is het niet verwonderlijk dat de bijenhouders zich organiseerden langs de lijnen van de agrarische standorganisaties.
Ondanks het belang van de bij voor de mens loopt het aantal bijenhouders
sterk terug. Waren er in Limburg in 1939 nog 3521 imkers, in 2002 waren dat er nog maar 450. Dat dat te maken heeft met het verdwijnen van het natuurlandschap en de verstedelijking van het platteland zal niemand verwonderen.
Ook was het niet verwonderlijk dat de avond danig uitliep, maar dat was zeker de moeite waard.
Een bijenvolk bestaat uit 1 koningin, enkele honderden darren (mannetjes) en tot 50.000 werkbijen (vrouwtjes).
De dar ontstaat uit een onbevrucht eitje van de Koningin, is van het mannelijk geslacht en bevrucht in de lucht de Koningin , waarna de dar sterft. De werkbijen voeden een van hen met exclusieve voeding, waardoor zij buiten proportioneel groeit en zo Koningin wordt. Haar enige taak is het voortbrengen van nageslacht.
De bijen hebben een bepaalde biotoop met bepaalde bloemen en planten. Zij zijn monofaag, dus eenkennig in hun voedsel
Verstoring van de biotoop bijv. door ingrijpen van de mens (onkruid-bestrijdingsmiddelen, ruilverkaveling, cultuurlandschap i.p.v. natuur-landschap, etc.) is schadelijk voor de bijenstand.
Eén gedachte over “ “De imkerij en het belang van de bijen voor mens en cultuur”.”
Reacties zijn gesloten.